PvdA achter noodoproep Jeugdzorg aan Minister
Ook Groningen moet bij minister Hugo de Jonge aandringen op betere condities waaronder jeugdzorginstellingen zorg kunnen verlenen. Dat schrijven PvdA en SP in schriftelijke vragen aan het gemeentebestuur. ‘Wij maken ons ernstige zorgen. Krijgen jongeren straks nog de zorg die zij nodig hebben?’, zegt Krista Boogaard.
Het PvdA-raadslid reageert hiermee op de brandbrief die de Raad van Toezicht van jeudgzorginstelling Elker-Het Poortje onlangs naar volksgezondheidminister Hugo de Jonge stuurde. Daarin staat dat jeugdinstellingen niet meer in staat zijn goede en passende zorg te bieden aan kwetsbare jongeren. Het Poortje nadert het punt dat het niet meer in kan staan voor de kwaliteit van de programma’s en de veiligheid van cliënten. Kinderen en jongeren belanden tussen wal en schip, ‘met zeer ernstige beschadigingen tot gevolg’, aldus de RvT.
Doorgeschoten marktwerking
Oorzaak zou zijn de doorgeschoten marktwerking, waarin zorginstellingen elkaar beconcurreren. Tarieven zijn hierdoor te laag en niet meer kostendekkend. Daarnaast kampen gemeenten met tekorten, neemt de werkdruk toe, waardoor veel professionals uitstromen, en zijn er meer jongeren met ernstiger en complexer problematiek.
De RvT van Elker-Het Poort wil nu dat minister de Jonge de regie neemt om de condities te verbeteren waaronder zorginstellingen gezamenlijk kunnen werken aan de kwaliteit van de jeugdzorg. De PvdA steunt de oproep van de RvT. In de Tweede Kamer stelden Henk Nijboer en Attje Kuiken het probleem recent aan de orde via schriftelijke vragen. Krista Boogaard wil nu ook dat het stadsbestuur bij de minister ijvert voor een oplossing.
Goed werk
‘Het gaat hier om kwetsbare kinderen. Zij mogen niet de dupe worden van de manier waarop de jeugdzorg nu is georganiseerd’, aldus het raadslid. ‘Laat de noodbrief van Het Poortje een laatste waarschuwing zijn. Zo kan het niet langer. Niet voor de jongeren, maar ook niet voor de professionals die bezwijken onder werkdruk. Zij doen fantastisch werk en moeten zeker zijn van een goed loon en goede werkomstandigheden.’